Een slordige 3500 jaar geleden was er ene Moses die de Rode Zee deed wijken om te ontkomen aan de Egyptenaren. Op gelijkaardige wijze doorkruist Moses Sumney vandaag de muziekwereld, waar hij grootdoenerij en alomheersende drukte verschalkt met uitzonderlijke fijnzinnigheid. Het is moeilijk om niet te verdrinken in de sloten emotie en stiltestromen die hij achter zich weer laat samenstorten.
Samenwerken met Solange en touren met James Blake heeft ervoor gezorgd dat Sumney’s naam aan de wateroppervlakte verscheen. Op zijn debuut weigert hij echter voort te varen op het succes van anderen en daarom zijn op deze plaat op het eerste zicht geen flashy features te vinden. Dat Sumney uit de schijnwerpers probeert te blijven, wil niet zeggen dat er geen plaats is voor interessante bijdragen. Zo verleende Thundercat zijn basgenialiteit in ‘Quarrel’ en werkte Matt Otto (Majical Cloudz) mee aan ‘Doomed’ maar alles gebeurde onvoorwaardelijk volgens Moses’ visie.
Als deze man zijn zin doet wordt een weidse gevoelswereld gekanaliseerd door minutieuze keuzes. Een conceptalbum wil hij het zelf niet noemen, al resoneert de fundamentele eenzaamheid van de mens doorheen de plaat als een terugkerende echo. De etherische nummers zijn opgebouwd met een verhaal in het achterhoofd. Mensen zouden oorspronkelijk vier benen, vier armen en twee hoofden gehad hebben. Toen Zeus bang werd dat ze te machtig werden splitste hij ze op in twee zodat ze enkel compleet waren als ze elkaar terug vonden. Het koortsachtig en alleen zoeken naar een ontbrekend deel wordt onderstreept door de prominente leegtes.
Tussen de stiltes in, vormen strelingen van harpen en warme (contra)bas een troostend tegengewicht voor de desolaatheid. Vederlichte strijkers lijken een poging te doen om je aan je wederhelft te lijmen en de plaatsing van de blazers in ‘Quarrel’ is fenomenaal. Moses lapt de tien geboden van de muziekmakende kunst aan zijn laars omdat hij niet wil blijven hangen in de stroom die felbegeerde hippe producers vandaag bepalen. Ondanks de soms bevreemdende sfeer is het geheel daarom vooral ook een verademing.
Ver boven het muzikaal gesluierde isolement torent de stem van Sumney uit. Spokend en onbehaaglijk wordt het eerste volwaardige nummer ‘Don’t bother calling’ – dat zou kunnen doorgaan als een sensitief alternatief voor De La Soul’s ‘Ring ring ring’ – op gang gefluisterd. Zowel iets rijker gearrangeerde nummers als de spaarzame gitaar van ‘Indulge me’ vormen perfecte biotopen voor het draagvlak van deze buitenaardse stem. Het vocale gegoochel van ‘Self-help tape’ bereikt in drie minuten meer dan zeven zelfhulpboeken van je favoriete mentale gezondheidsguru zouden kunnen.
Met ‘Aromanticism’ bevindt Moses Sumney zich op een ijle, bijna luchtledige hoogte. De schijnbaar eenvoudige nummers laten geen enkele lichaamsvezel onberoerd door de gewaagde en toch subtiele synthese. Hij spoort fans aan om alleen naar zijn shows te gaan zodat hij ze onbewaakt emotioneel kan aanvallen. Wij laten ons alvast met veel plezier mentaal molesteren.
Dat kan op 3 november in de Cactus Club (info en tickets) en wie zelfdestructief ingesteld is kan het op 20 november in de Botanique een tweede keer ondergaan (info en tickets).