Wie denkt dat Robin Hood als enige echte anti-held van Nottingham gezien kan worden, heeft nog nooit van Sleaford Mods gehoord. Waar Hood stal van de rijken om aan de armen te geven, maken Jason Williamson en Andrew Fearn muziek die anti alles is. Zo belandden ze alsnog op Glastonbury. Omarmd worden door het systeem dat je bekritiseert: je kan er op verschillende manieren mee omgaan. Sleaford Mods houdt op ‘English tapas’ voet bij stuk en blijft de meest minachtende band in de mainstream.
Sleaford Mods brengt in de huidige bezetting al vijf jaar rants for the working class, waarbij beats als hartkloppingen en teksten als scheldtirades uitmonden in een hiphop-postpunk infusie. Ook ‘English tapas’ klinkt daardoor als een ongeleid projectiel van een plaat, waarbij schijt aan de Britse samenleving zonder schroom verkondigd wordt. De titel zou een idee van Fearn zijn, die in een pub de combinatie van een half ei, een kommetje friet, augurk en een pasteitje als English tapas op een menukaart zag staan. “It says everything about this fucking place. It’s comedy, it’s make do, it’s ignorant and above all, it’s shit.”
Dat er serieus wat druk van de ketel moet bij Williamson weet iedereen die hem al eens live aan het werk zag. Zoals gewoonlijk is de frustratie niet enkel gericht op ‘serieuze politieke onderwerpen’, en dat maakt ‘English tapas’ even hilarisch als confronterend. Van Snapchat tot bio-kip (“I had an organic chicken, it was shit”), werkelijk alles is een bron van ergernis in de wereld van Sleaford Mods.
Qua inhoud is deze plaat dus nog steeds honderd procent East Midland rage, en ook muzikaal zitten we nog steeds in hetzelfde straatje. Wel opvallend is dat Williamson iets meer met popzanglijnen en melodietjes die uit kinderrijmpjes kunnen komen lijkt te spelen, hetgeen een fijn tegengewicht biedt voor de agressieve, door bas voortgestuwde beats.
Dat ‘English tapas’ ook live zeker te smaken zal zijn wordt duidelijk wanneer we naar ‘BHS’ luisteren, de eerste single van het album. Wreed simpel en zwaar eentonig, maar wel met een perfect refrein om mee te staan blèren in een festivaltent waar het zweetdruppeltjes regent. De bijhorende videoclip toont Williamson die zingt/roept en Fearn die goedkeurend met zijn eigen muziek staat mee te knikken terwijl hij met de handen in de zakken achter zijn laptop staat. Exact de ‘show’ die we live van hen gewoon zijn, met andere woorden. We haten de uitdrukking no nonsense maar kunnen ons geen betere band inbeelden om deze weer even van onder het stof te halen.
Absoluut hoogtepunt is ‘Carlton touts’, met een haast vrolijke baslijn en een refrein/bridge met een schijnbaar eindeloos uitgesponnen zanglijn. Deze stuitersong wordt opgevolgd door het veel trager over de grond glijdende ‘Cuddly’. Hier zijn de beats net sloom en zwaar, en wordt dit aangevuld met een haast kinderlijk klinkend refrein. Deze twee nummers tonen een mooie balans tussen spontane agressie en doordachte poëzie. Daarenboven is het ook gewoon heerlijk hoe Williamson cuddly uitspreekt als een woord van drie lettergrepen.
Fearns kiest samples uit die zowel doodsimpel als extreem herkenbaar zijn. Zo wordt ‘Drayton manored’ een sci-fi verhaal over een tripje naar de Spar door enkele doodeerlijke blieps in het refrein. We begrijpen wel waarom hij altijd zo blij op zijn eigen muziek staat te dansen: hoe makkelijk die ook mag klinken, het is altijd net genoeg om de tekst voort te stuwen en op die manier een agressieve trance op te roepen waarop eindeloos gepogood kan worden.
Voor wie niet overtuigd is door deze review om tot aankoop van de plaat over te gaan willen we graag nog even vermelden dat de cd vergezeld wordt van een pakje kingsize blaadjes (gewoon om extra lange sigaretten te rollen waarschijnlijk) en een bierviltje. Want hoe hard ze dat misschien zelf soms haten, veel Britser dan Sleaford Mods wordt het nu eenmaal niet.
Sleaford Mods staan 17 mei in de Botanique tijdens Les Nuits (info & tickets).