Het is razend interessant om de verschillende campagnes rond geanticipeerde albumreleases te analyseren. Het opvallendste is waarschijnlijk dat we een verschuiving van de verrassingsrelease naar een aangekondigde variant ervan meemaken, die van eerste luisterbeurten georganiseerde sociale happenings maakt. Deze tactiek zagen we de laatste weken en maanden bij een heleboel a-list artiesten, gaande van Beyoncé tot Radiohead, en ook James Blake zette z’n geld in op deze methode. Na de onthullingen van enkele muurschilderingen, kondigde de Brit op donderdagavond een paar uur voor de release van ‘The colour in anything’ de plaat aan. Stipt om 01.00 u. dook die daadwerkelijk op via alle mogelijke streamingdiensten, wat de roll-out in ieder geval minder hectisch maakte dan die van Radiohead.
Mooi georkestreerd publiceerden het Amerikaanse Pitchfork en de Britse krant The Guardian op datzelfde uur elk een lang, onthullend interview. Hoewel je nooit echt het gevoel kreeg dat de singer-songwriter-producer zich had teruggetrokken in de studio – door liveshows, een occasioneel eigen nummer, een langlopende geruchtenmolen en z’n programma op BBC Radio 1 – kwamen we daarin een pak nieuwe feitjes te weten die de artiest toch maar mooi overal verzwegen had. We lazen over het goedkeurend gezang van Blue Ivy en samenwerkingen met Kanye West en Frack Ocean. Daarnaast verraste een gedurfde one-liner: “I’m the opposite of punk. I’ve subdued a generation”. Enerzijds kunnen we beamen dat de invloed van Blake en The xx op het huidige muzieklandschap niet te ontkennen is, anderzijds overschat de Londenaar zichzelf misschien toch wel een beetje: de generatie waarover hij spreekt laat meer diverse sounds dan ooit tevoren horen. En of een artiest die hier nooit in een grotere zaal dan de AB speelde bovendien zoveel invloed kan hebben is nog de vraag, hoewel post-James Blake-producten als Jack Garratt z’n geluid ook op grotere podia verspreiden.
Met dit nieuw werk mikt de hedendaagse pianist alvast wel hoger. Na samenwerkingen met Beyoncé, Frank Ocean, Bon Iver en Chance The Rapper lijkt James nu zelf naar hun niveau te reiken: ‘The colour in anything’ koppelt de bekende ingrediënten aan de nodige ambitie. Dat merk je aan de manier waarop de langspeler gelanceerd werd, maar evengoed aan de lengte. Inhoudelijk gezien is de plaat een episch slotstuk van het eerste deel van Blake’s carrière – of dat zou ze logischerwijze toch moeten zijn: het is een synthese van z’n typische sound en op die manier komt hij nog één keer weg met deze experimentele, donkere emo-electro-pop. Songs als ‘Radio silence’ en ‘Timeless’ gaan met hun rijzende synths en extravertere zang duidelijk in de sensationelere richting die de Londenaar eerder verkende op z’n grootste hit ‘Retrograde’.
Dat zorgt er echter niet voor dat vaandeldrager van het vergane post-dubstep hier niet meer gevoelig uit de hoek kan komen. Meer zelfs: net zoals de betere post-rockgroepen weet de electronica-maestro hier een dynamisch, stormend geluid vaak om te zetten in een emotionele ervaring. Dan denken we in de eerste plaats aan het verrukkelijke ‘Choose me’, dat misschien wel het beste nummer is dat Blake tot op heden schreef. Het doet een beetje denken aan de uitgebreide live-versie van ‘The wilhelm scream’: als luisteraar beland je in kolkende electronica die met schreeuwende vocals en herkenbaar aanzwellende synths meeslepend voelt in z’n allesomvattendheid. ‘Choose me’ is overigens niet het enige emotioneel hoogtepunt op het begin van de tweede helft. De Bon Iver-samenwerking ‘I need a forest fire’ excelleert evenzeer met z’n goudgerande melancholie en zalvende mantra, terwijl ‘Noise above our heads’ met een heerlijke cadans richting een hartverscheurend refrein rolt. Als James echt z’n beste vocale uithalen bovenhaalt komen de gevoelens overigens makkelijk naar boven, dat bewijst het aparte buitenbeentje ‘Waves know shores’.
Verrassend genoeg zijn het net de traditionele “mooie” liedjes waar Blake het af en toe laat liggen. De schoonheid van het titelnummer voelt een beetje hol en ongemeend, terwijl ‘f.o.r.e.v.e.r.’ met z’n tweede helft bewijst dat de perfecte schoonzoon dat donkere kantje nodig heeft om echt te overtuigen. Eveneens braaf en traag: ‘My willing heart’, de slechtste song van de plaat; te repetitief, weinig inventief en met die gelikte zang en subtiele strijkers voelt het allemaal veel te clean aan. In dezelfde categorie bevindt zich afsluiter ‘Meet you in the maze’. Daar werkt de minder flitsende aanpak wel: het spelen met stilte doet terugdenken aan JB’s debuut en de stemmen voelen oprecht aan. Qua afsluitend statement kan een a capella “music can’t be everything” wel tellen.
Verder begeeft de Engelsman zich succesvol tussen die twee uitersten, met vaak heel sterke en verrassende producties. ‘Points’ is een vroeg hoogtepunt dat dankzij verrassende alarmen, vage stemmetjes en andere kleine snufjes de prachtige geloopte zanglijn kadert in een intens, maar niet puur decorerende instrumentatie. ‘I hope my life 1-800 mix’ en ‘Put that away and talk to me’ hebben het soort mysterieuze pompende geluid dat het album af en toe nodig heeft om niet in een kabbelende onderneming te verzeilen. En ‘Two men down’ voegt een speelse noot toe aan alle ernst dankzij een zigzaggend motiefje.
James Blake weet meestal de grandeur van het album om te zetten in een pluspunt: de grootsere sound maakt de hoogtepunten intenser, de diversiteit zorgt ervoor dat de lengte allerminst stoort en de expressievere vocals geven een doorleefd gevoel. Ambitie gaat op ‘The colour in anything’ hand in hand met creativiteit en emotie en deze langspeler verdient het om die weinig voorkomende combinatie ook daadwerkelijk aan een groter publiek te tonen.
James Blake speelt deze zomer op Rock Werchter (info & tickets).