In de categorie bandnamen die werkelijk geen steek houden, moet Car Seat Headrest wel een van de topposities innemen. Hoe Will Toledo (zijn achternaam is een pseudoniem) op deze eigenaardige naam is gekomen, is een raadsel. Hoe hij erin geslaagd is om in een tijdspanne van iets meer dan vijf jaar meer dan tien volwaardige albums te releasen vooraleer hij door meerdere blogs wereldwijd werd opgepikt, is een nog veel groter mysterie. Deze opnames zagen het levenslicht via Bandcamp en wisten een beperkte schare fans te beroeren. Dat Toledo niet gewoon een laatbloeier is, bewijst ‘Teens of style’. Voor dit debuut bij Matador, zijn eerste bij een echte platenmaatschappij, schreef hij geen volledig nieuwe collectie songs bij elkaar. Hij plukte vooral uit het eerdere ‘Monomania’ en ‘My back is killing me baby’.
Je zou het een best of kunnen noemen van alles wat Car Seat Headrest eerder al uitbracht, al is de benaming bloemlezing hier beter op zijn plaats. Ondanks een outputratio van een tweetal albums per jaar, is de kwaliteit van zijn werk ontegensprekelijk en consistent zeer hoog te noemen. Het is dan ook beter om ‘Teens of style’ te beschouwen als een amuse-gueule voor wie niet de hele back catalogue wil doornemen. Al betreft het hier een serieuze smaakmaker, gezien de hemelse collectie songs die hier iets meer dan drie kwartier lang je oren komen verblijden.
De charme van deze DIY-songsmid zit in eerste instantie in zijn heerlijke lo-fiproducties. Er zijn geen professionele studiogeluiden, noch producers op zijn Bandcamp-opnames, en dus ook niet op ‘Teens of style’. Dat is er dan ook aan te horen; geen gepolijste, gladde geluiden of geoptimaliseerde zang op deze langspeler, maar hier en daar wat gruizige muziek en keelgeluiden van Toledo die af en toe niet helemaal zuiver zijn. Laat dat echter de pret niet drukken. Meer zelfs: die onzuiverheden lijken op maat gemaakt om de nummers nog beter te maken.
De diepe stem van Toledo bezingt een heel assortiment onderwerpen. Als een rake observant bekijkt hij elke fase van zijn nog jonge (studenten)leven. Zo gaat het van de ontdekking van, en de liefde voor Michael Stipe (‘Strangers’) over het bekijken van porno (‘No passion’) tot aan zijn gebroken hart (‘Maud gone’). Die lyrics worden telkens ondersteund door inventieve muzikale patronen. Nergens krijg je het gevoel dat je deze muziek al eerder hebt gehoord. Opzichtige invloeden zijn eveneens moeilijk te onderscheiden. Grunge, indierock, post-rock, shoegaze: het passeert allemaal de revue. Bij deze beschrijving ben je al snel geneigd om aan een plaat vol moeilijke muziek te denken en de songs zitten inderdaad vol ritmeveranderingen en atypische, tegendraadse gitaarpartijen, die in handen van Toledo onwaarschijnlijk aanstekelijk klinken. Dit is puur goud.
Begin volgend jaar komt die eerste echte plaat met nieuwe nummers er wel degelijk aan. Ze zal ‘Teens of denial’ heten en wordt in een volwaardige studio en met een producer opgenomen. Het is te hopen dat de meerwaarde van het lo-fi-gedeelte niet verloren gaat. Moest dat wel het geval zijn, dan is er gelukkig nog steeds dit meesterwerkje als troost.