Vanaf eind jaren ’60 tot eind jaren ’70 bracht het Duitse Can enkele bevreemdende platen uit die erg invloedrijk zouden blijken, en samen met Neu zouden ze de basis leggen voor krautrock. Huidige post-rock groepen als Explosions In The Sky en Tortoise, om er slechts twee te noemen, zijn erg schatplichtig aan de Duitsers. In de jaren ’80 zouden ze nog twee albums uitbrengen, maar het vet was toch al van de soep, zeker na het vertrek van Holger Czukay. Czukay en toetsenist Schmidt hadden gestudeerd bij Stockhausen, en in plaats van popsongs schreven ze composities waarin electronica en geluidscollages een belangrijke plaats kregen.
En kijk, zo’n 40 jaar later wordt een driedubbele cd uitgebracht met 30 onuitgegeven studio- en live-opnamen. Hun beste werk vind je natuurlijk op de (in het vorige decennium heruitgebrachte) albums en op verzamelaars (daar zijn er intussen al meer van dan reguliere albums), dus is de vraag steeds wat zo’n uit archieven opgediepte opnames nog kunnen toevoegen aan een indrukwekkend oeuvre.
Het resultaat is erg wisselend, met enkele nummers die zeker ook wie Can (nog) niet kent kunnen bekoren, en anderzijds songs die wellicht enkel door de die-hard fans zullen gesmaakt worden. De eerste cd begint overigens met een voorbeeld van elk. ‘Millionenspiel’ is een erg relevant, hedendaags nummer, ware het niet dat de klankkleur wat ouderwets klinkt. Het kan op menig album van Mogwai, Tortoise of een exotische versie van Godspeed You! Black Emperor zonder al te veel op te vallen. ‘Waiting For The Streetcar’ daarentegen drijft wel heel erg op repetitiviteit waardoor de lengte (meer dan 10 minuten) een beproeving wordt. Het is een beetje als een ADHD-er die naast je oor eenzelfde vraag blijft herhalen.
Over de meeste nummers kunnen we in ieder geval zeggen dat ze erg interessant klinken en een staalkaart bieden van waartoe deze invloedrijke, maar weinig bekende en commercieel bepaald onsuccesvolle groep in staat is. De duur van die songs varieert van amper een halve minuut tot dik een kwartier. Daarbij zijn het niet altijd de langste liedjes die het meest vragen van de luisteraar: ‘When Darkness Comes’ duurt weliswaar nog geen 4 minuten, maar is een taaiere brok dan ‘Graublau’ dat boven de 16 minuten afklokt. Af en toe zit er ook wat spielerei in, zoals in de afsluiter van het eerste deel, ‘Bubble Rap’ waarvan de leeftijd opnieuw enkel juist te schatten valt op basis van de klankkleur, veroorzaakt door de opname-apparatuur.
‘The Agreement’, dat slechts 28 seconden duurt en dat we terugvinden op het tweede deel, laat enkel lopend water en de sas van een toilet horen, niet meteen een werkstuk waar we met veel ongeduld zaten op te wachten. Gelukkig wordt het gevolgd door een erg funky en swingend ‘Midnight Sky’. De eerste live-opname die we tegenkomen, ‘Spoon’, klinkt eerst bluesy en dan vooral erg psychedelisch en is opnieuw een overtuigend kunstje. Het erg lieflijk startende ‘Dead Pidgeon Suite’ groeit zelfs uit tot één van onze persoonlijke favorieten. Dat Can ook heel wat dance-acts beïnvloed heeft, wordt hier ineens ook duidelijk, wanneer we drumpatronen herkennen die we eind jaren ’90 hoorden bij de Japanse techno van Takkyu Ishino, een maatje van Ken Ishii. Dichter dan ‘A Swan Is Born’ komt Can niet bij single-materiaal. Toegegeven, het is niet een voor de hand liggende radiohit op Radio 1 of Studio Brussel. Wel is het behoorlijk toegankelijk, naar de maatstaven die Can ons oplegt.
Op het derde deel (al lijkt er geen lijn te zitten in wat waar terechtgekomen is) is ‘On The Way To Mother Sky’ een erg psychedelisch hoogstandje dat aan vroege Pink Floyd doet denken, en het verrassend helder klinkende ‘Midnight Men’ is eveneens om in te kaderen, al vraagt het wat meer luisterarbeid. Het van een vet basloopje voorziene ‘Barnacle’ zou niet misstaan op een blackxploitation-film (genre ‘Shaft’) en ‘Private Nocturnal’ is ambient lang voor de term uitgevonden is. Het geheel eindigt met twee live-opnames, van ‘Mushroom’ en ‘One More Saturday Night’, die bewijzen dat een optreden van Can een lange trip moet zijn geweest.
Hoewel alle 30 nummers uit de periode ’68-‘77 stammen, klinken ze verrassend gevarieerd en soms zelfs erg modern. De hele box in één ruk uitluisteren zouden we niet meteen aanraden, maar in kleine dosissen en met occasioneel gebruik van de skip-toets is dit een erg leerrijk en boeiend muzikaal parcours.
Album verdeeld door PIAS