Het zou nogal voor de hand liggend zijn om dit solo-album van Angus Stone te vergelijken met het werk dat hij al samen met zus Julia opnam, of te vergelijken met het pas uitgebrachte ‘By The Horns’ van diezelfde zus. In het eerste geval volstaat het te zeggen dat geen enkele artiest solo hetzelfde weet op te roepen als bij zijn reguliere groep, en voor het tweede geldt dat de wereld altijd in twee kampen verdeeld zal zijn als het gaat over wie van beiden nu het beste album heeft gemaakt.
Dus willen we ‘Broken Brights’ vooral beoordelen op zijn eigen merites, als een op zichzelf staande plaat. Die begint alvast goed met een rustig, folky ‘River Love’, waarin de viool een mooie ondersteunende rol speelt. Titelnummer ‘Broken Brights’ klinkt nog ingetogener en heeft meerdere luisterbeurten nodig vooraleer we bij het nekvel gegrepen worden, al is het dan wel goed prijs. De rust waarmee het album ingezet wordt, blijft nog aanwezig in ‘Bird On The Buffalo’, al gaat het tempo al licht omhoog en schuurt de gitaar al eens voorzichtig. Angus Stone komt met zijn zang in dit lied ietsje dichter in de buurt van Bob Dylan, al zal niemand de twee verwarren.
Er wordt een aanstekelijk wijsje gefloten in ‘Wooden Chair’ en het Wilde Westen waart door ‘The Blue Door’, dat zich meteen vanaf de eerste beluistering profileert als een hoogtepunt. De rust die totnogtoe aangehouden wordt, raakt hier allerminst verstoord, maar het is de diepgang van het nummer die het laat uitstijgen boven wat voorafging. Een zanderige avond, met cowboylaarzen die bestoft zijn na een dag hard labeur, een saloon waarin iedereen te loom is om te vechten en nog niet genoeg alcohol gedronken heeft om al in drukte uit te barsten: dààr stellen we ons die blauwe deur voor. De panfluit behoort ditmaal niet toe aan een groepje Andesbewoners die bedelen, maar blijkt erg functioneel. Klonk het vorige lied nog erg traditioneel, dan sluipt er wat electronica binnen in de arrangementen van ‘Apprentice Of The Rocket Man’. Slechts een lichte toets is het, amper hoorbaar in hoe de gitaar en de andere instrumenten subtiel bewerkt worden, om te komen tot een sound die de zon helemaal laat ondergaan. Net als bij de titelsong blijkt dit een taai beestje, dat zijn geheimen pas na enige tijd prijsgeeft, en je dan helemaal voor zich wint.
‘Only A Woman’ is puur singer-songwritermateriaal, 24 karaat en alweer een hoogtepunt. Hier zijn het, naast de gitaar die niet misstaan had op de nieuwste van Mark Lanegan, de pianotoetsen die een extra dimensie toevoegen, en een tussentijds besluit voor dit album mag alvast zijn dat de arrangementen en de keuze van instrumenten vaak feilloos blijken. ‘The Wolf And The Brother’ is daarna het eerst licht tegenvallende liedje, dat we bezwaarlijk slecht kunnen noemen hoewel het ook niet echt weet te overtuigen. De middelmaat wordt hier niet echt overstegen en de mondharmonica versterkt de indruk dat het een matige Dylaneske song is gebleven. Gelukkig is er daarna het vrolijkere ‘Monsters’ waarin een blazer de hoofdrol wegkaapt. ‘It Was Blue’ begint als ‘I Wanna Be Your Dog’ van The Stooges, zij het dreigender zwart, met een toets Joy Division op zijn best. Het is binnen het hele album wellicht het meest verrassende lied, en we kunnen ons voorstellen dat het de luisteraars ook in twee kampen zal verdelen. Wij zijn alvast helemaal gewonnen voor de bijzondere klank. ‘Be What You Be’ is best aardig, en niet veel meer dan dat. Ook het dromerige ‘Clouds Above’ boeit maar matig en het is dus gauw doorspoelen naar afsluiter ‘End Of The World’, dat erg bijzonder start, psychedelisch klinkt en ergens zweeft tussen vroege Pink Floyd en Tame Impala.
Hier en daar had er een song weggelaten kunnen worden op ‘Broken Brights’. Voor de rest kunnen we stellen dat Angus Stone een erg puike plaat gemaakt heeft, met goeie arrangementen en instrumentkeuzes en genoeg knappe nummers en veelzijdigheid om ons te overtuigen.
Album verdeeld door EMI