Adrianne Lenker heeft met ‘Songs’ alweer een hartverscheurend meesterwerkje beet

door Frederik Jacobs

Na het boerenjaar 2019, waarin Big Thief niet één maar twéé hartverscheurende meesterwerken uitbracht, kon ik haast niet anders dan veel verwachten van ‘Songs’, de derde soloplaat van frontvrouw Adrianne Lenker. Ik pantserde mijn hart uit voorzorg, en toch wist ze het weer in duizend stukjes te breken.

Snel een woordje over ‘Instrumentals’, de tweedelige instrumentale plaat die ‘Songs’ vergezelt. Lenker improviseert er gezellig met haar gitaar over nu knetterende, dan tinkelende achtergrondgeluidjes. Ik heb er met plezier een boek bij gelezen en dat zal ik nog doen. Rustgevend is het ook, waardoor ik gisterenavond makkelijker in slaap viel – waarvoor dank, Adrianne.

Met de deur in huis, dan maar. Op ‘Songs’ staan twee wereldnummers (afsluiter ‘My angel’ buiten beschouwing gelaten) die binnen de context van deze plaat tevens elkaars tegenpolen zijn. Zo is het adembenemend mooie ‘Anything’ gelaagde, lichtjes psychedelische freakfolk in de stijl van Big Thiefs ‘U.F.O.F.‘,  terwijl ‘Zombie girl’ traditioneler klinkt dan we ooit bij Lenker hoorden – voor het eerst doet ze aan Bob Dylan denken. Qua stijl liggen de negen andere songs er ergens tussen, qua schoonheid liggen ze er nét onder, al scheelt het vaak niet veel.

Je zou op het eerste gehoor niet altijd zeggen dat ‘Songs’ een zwaarmoedige plaat is, maar er zwerven heel wat persoonlijke demonen op rond. Lenker delft herinneringen aan herinneringen op van onder een geelbruin bladerdek en wentelt zich in armen die ondertussen uit haar leven verdwenen zijn. Neem bijvoorbeeld ‘Heavy focus’, een haast vrolijk gitaarwalsje dat pas na een grondige luisterbeurt een kerkhofdecor krijgt. In ‘Come’ wordt er nog vertedering gevonden in de wanhoop. ‘Forwards becon rebound’ is dan weer duidelijker droevig: de melancholie kabbelt trager en kleurt donkerder, alsof de schaduw van Bill Callahan in Adriannes gitaar huist. ‘Everything eats and is eaten’, luidt haar levensvisie in ‘Indyar’. ‘Time is fed’.

Doordat ze haar mijmeringen zo goed, kermend, vertaalt naar prachtige melodietjes en gitaartokkels, luistert deze plaat evengoed weg als een weemoedige, veertig minuten durende roes. Maar waardevoller is de plaat wanneer die intensief verkend wordt, als ware het een heuvelachtig tranendal, rijk aan donkere, ontbindende bomen en felgroene kiempjes. Ik heb nog lang niet elke uithoek in kaart kunnen brengen.